Superrijke klanten van het offshore advocatenkantoor Appleby moeten zich schrap zetten voor mogelijke onthullingen over hun financiële zaakjes, nadat het bedrijf toegaf dat het slachtoffer was van een cyberaanval.
Appleby zit in Bermuda, een overzees gebiedsdeel van het Verenigd Koninkrijk. In twee andere Britse eilandengroepen – de Kaaimaneilanden en de Britse Maagdeneilanden – heeft het bovendien nevenvestigingen.
Het bedrijf moet erkennen dat een lading aan klantendata gestolen is bij de hack vorig jaar, maar houdt vol dat het zelf geen blaam treft.
Net als in het geval van de Panama Papers, werkt het International Consortium of Investigative Journalists (ICIJ) aan artikelen over de documenten. In een verklaring op de eigen website schrijft Appleby dat ‘deze vragen rezen op basis van documenten die de journalisten zeggen te hebben gezien, en betreffen beschuldigingen over onze zaken en de zaken van sommige van onze klanten’.
Na ‘grondig en doorwrocht’ intern onderzoek meldt Appleby ‘dat er geen bewijs is van enige overtredingen’. Niet in het eigen bedrijf, noch bij de klanten aan wie het advies verleent.
Ook in het geval van de Panama Papers was er puur juridisch gesproken vaak niets mis met de fiscale constructies die de genoemde partijen hadden opgebouwd. Maar het kwam wel voor dat Caribische brievenbusmaatschappijen met verborgen kapitalen een politicus te veel werden, zoals de IJslandse premier Gunlaugsson, die moest aftreden na geruchten over een geheime miljoenenpot.
Onder de klanten van Appleby zouden bijzonder rijke mensen verkeren, waaronder bedrijven uit de Fortune500 en van de beurs FTSE 100 en een hele reeks aan schatrijke Britten.